top of page

LUISTER - De metro, een zintuigelijk slagveld

Updated: Apr 25

Beeld: Mariken Veldhuis


Anne Mijnbeek

 

Kut. Airpods vergeten. Tot zover de barrière tussen mijn zintuigen en alle prikkels van de wereld. Ik stap de roltrap op, metrohalte de Brouckère in.

 

Tree per tree laat de roltrap weten dat hij omlaaggaat, als raderen die in elkaar draaien. “Tak, tak, tak." De vrouw achter mij hoest luidt. Ik voel de condens van haar hoest in mijn nek en alle spieren in mijn lijf trekken samen. Een vrouw met assertieve hakken loopt langs mij van de trap af. “Klak, klak, klak."

 

Eenmaal beneden in het metrostation lopen de mensen gehaast door elkaar heen. Met opgetrokken schouders en een spanning op mijn borst probeer ik me een weg door de krioelende menigte te banen, op weg naar de toegangspoortjes. Ik loop langs het sushi-to go tentje. “Hmm…” De koeling waarin de voorverpakte sushi langzaam zijn houdbaarheidsdatum ligt te naderen, bromt luid. “Pieeeep”. Ik check in, en mijn autisme mag gratis mee.

 

Ik kijk op het bord boven het perron. Over twee minuten komt de metro richting Herrmann-Debroux. Een wachtende reiziger naast mij draait een flesje frisdrank open. "Tsssch." Iemand heeft zijn fiets meegenomen, de ketting schuurt ergens tegen. “Trrr…trrr…trrr…” Er hangt een drukkende geur: een lichte brandgeur, van de versleten remmen van de metrostellen, vermengd met de geur van urine.

 

De metro aan de andere kant, richting Erasme, staat op het punt te vertrekken. “Ding-ding-ding-ding-ding”, de metrodeuren kondigen aan dat ze dichtgaan. De tl-verlichting boven het perron maakt een zoemend geluid. Ik knijp mijn ogen samen tegen het felle licht. Het liefst zou ik mijn zonnebril opzetten, maar het voelt sociaal niet geaccepteerd om hier met een zonnebril op te lopen, dus doe ik het niet.

 

In de verte hoor ik het gebrom van de metro, die langzaam dichterbij komt. Met een schril, doordringend geluid komt hij voor mijn voeten tot stilstand. Alsof iemand met een pollepel een viool probeert te bespelen. Ik loop naar de deuren en positioneer mij aan de zijkant. Zoals ik inmiddels gewend ben hier in Brussel, stappen de meeste mensen om mij heen al in voordat de andere passagiers kunnen uitstappen. Met plaatsvervangende gêne stap ik als laatste in en zoek een ‘rustig’ plekje.

 

Het liefst zit ik op een individuele stoel, zodat er niemand naast mij kan komen zitten. Toch blijf ik vaak staan, dichtbij de deuren van de metro, zodat ik er op ieder moment snel in en uit kan. Dus sta ik verstijfd aan een paal in het middenstuk van de metro. Iedereen moet mij hier passeren, en ik voel constant de lichte duwtjes van rugzakken en koffers die langs mij heen strijken. Hoe minder mensen zich bewust zijn van de ruimte die ze opeisen, hoe kleiner ik me voel.

 

Bij de volgende stop komt er iemand binnen met een parfum dat zo sterk ruikt dat het mijn ogen doet tranen en ik er spontaan van begin te hoesten. Ik druk snel mijn neus in mijn pols, waar ik vanochtend nog mijn eigen parfum op gespoten heb. Een tip die ik ooit kreeg: altijd vertrouwde geuren bij je dragen in vreemde omgevingen waar je veel nieuwe indrukken opdoet, daar word je rustig van.

 

Een vrouw met een kinderwagen wil naar binnen. Ik verstijf en staar haar aan. “Ga haar helpen”, roept alles in mij. Maar ik blijf staan. Gelukkig schiet een andere passagier wel adequaat te hulp. De baby begint te huilen. Het is het type babygehuil waarin je de wanhoop kan voelen van een mensje dat nog geen andere manier van communiceren kent. “Weeehhh…Weeehhh…Weeehhh…” Vanbinnen voelen we ons waarschijnlijk precies hetzelfde.

 

De volgende halte is de mijne. Angstvallig hou ik al de hele rit het bord in de gaten. Hoewel ik dit traject inmiddels tientallen keren gereden heb, blijf ik bang om mijn stop te missen. Het naarste ritueel van de metro vind ik de dans om je tussen passagiers door te wurmen richting de uitgang. “Pardon, excusez-moi, sorry." Soms gooi ik er geheel willekeurig ook het Zweedse Ursäkta Mig tussendoor. Het maakt niet uit wát je zegt, als je met eender welk bromgeluid maar duidelijk maakt dat je erlangs moet.

 

Ik voer de ‘ik-moet-er-hier-uit-dans’ met horten en stoten uit. Oefening baart in mijn geval weinig kunst. Ik stap de metro uit, het perron op. Welke uitgang moet ik ook alweer hebben? In mijn verwarring bots ik bijna tegen een voorbijganger aan. Ik zoek de roltrap naar buiten. Kapot. Met moeite hijs ik mezelf op de onhandig grote treden van het metalen gevaarte. Bovenaan de trap word ik overvallen door het felle zonlicht op het Schumanplein.

 

Als mijn ogen gewend zijn aan het licht, voelt het alsof ik na twintig minuten eindelijk weer adem kan halen. Ik voel nu pas de knallende hoofdpijn, de pijn achter mijn ogen en de misselijkheid van de geuren in de metro. Alles in mij schreeuwt dat het tijd is om naar bed te gaan, maar de dag is nog niet eens begonnen.


Beluister hier de radioreportage

Mien Dekegel, Ella Lavaert, Kaat Billiet


De metro, een zintuigelijk slagveld



140 views0 comments

Comments


bottom of page